Over de zorgplicht van financiële dienstverleners
Op financiële dienstverleners, zoals banken en kredietinstellingen, rust volgens vaste rechtspraak tegenover particulieren een bijzondere zorgplicht die voortvloeit uit hun maatschappelijke positie in samenhang met hun bij uitstek professionele deskundigheid. Deze zorgplicht geldt niet alleen ten opzichte van hun klanten maar onder omstandigheden ook ten opzichte van derden.
Een fraai voorbeeld is een uitspraak van de Hoge Raad uit 2013. Het ging in kwestie om een getrouwd stel. Door de man werd een bedrijfsmatige financiering aangegaan. Voor deze financiering werd in privé een persoonlijke borgtocht afgegeven, waarvoor de gemeenschappelijke woning als onderpand diende. Daartoe was door de echtelieden ten gunste van de bank een derde recht van hypotheek gevestigd, bovenop een tweetal eerdere ten behoeve van een privé financiering gevestigde hypotheken. De bank was vanwege de bestaande klantrelatie bovendien op de hoogte van het feit dat het privé vermogen van de vrouw, verkregen uit een erfenis, voor haar diende als pensioenvoorziening. De bank wist en overzag volgens de Hoge Raad daarom ook dat de borgstelling en de daarmee verbonden derde hypotheek tot gevolg zou kunnen hebben dat dit privé vermogen aangesproken zou moeten worden voor de gemeenschappelijke schulden van de echtelieden, die vóór afgifte van de borgstelling geheel gedekt werden door de al verleende eerste en tweede hypotheek.
En dit kwaad geschiedde vervolgens ook. De woning werd na het faillissement van de onderneming gedwongen verkocht en de verkoopopbrengst werd door de bank in de eerste plaats in mindering gebracht op de zakelijke schulden waarvoor de borgtocht was afgegeven. Hierdoor bleven de echtelieden met de volledige (torenhoge) privé schuld achter, waardoor de vrouw ook haar overige privé vermogen dreigde te verliezen. Volgens de Hoge Raad had de vrouw dit voor haar ernstige gevolg ten tijde van het vestigen van de derde hypotheek niet voorzien en overzien. In dergelijke situaties kan het zo zijn dat de bank vanwege het schenden van een zorgplicht c.q. waarschuwingsplicht op grond van de redelijkheid en billijkheid haar vorderingen niet (volledig) mag verhalen op het resterende privé vermogen.
In deze zware economische tijden komt het geregeld voor dat na het faillissement van een onderneming een ondernemer in privé of een derde door de bank wordt aangesproken vanwege afgegeven zekerheden of wordt benadeeld in zijn of haar verhaalsvermogelijkheden. Onder omstandigheden is het verdedigbaar te stellen dat de bank de ondernemer of deze derde ten tijde van het aangaan van een financiering door de onderneming had moeten waarschuwen voor de mogelijke gevolgen. En het lijkt er zelfs op, dat deze bijzondere zorgplicht zich niet uitstrekt tot enkel particulieren maar onder omstandigheden ook kan gelden ten opzichte van ondernemers/ondernemingen. Accepteer dus niet zomaar ‘klakkeloos’ iedere (op)vordering van de bank in het kader van in het verleden afgesloten financieringen en kredieten. Wie weet namelijk, dat ook in uw geval de zorgplicht geschonden is geweest met alle mogelijke voordelen van dien.
Wilt u meer informatie over dit onderwerp neem dan contact op met mr. E. Hoekstra.