Onvoorziene omstandigheden in het kader van de nakoming van een overeenkomst

Hand schudden

Onvoorziene omstandigheden in het kader van de nakoming van een overeenkomst

 

Na het sluiten van een overeenkomst kunnen zich zodanige ingrijpende wijzigingen voordoen in de feitelijke omstandigheden waaronder de overeenkomst is gesloten, dat het voor een partij bezwaarlijk kan zijn om de overeenkomst onder de overeengekomen voorwaarden na te komen. Op dat moment rijst de vraag of deze partij nog wel geheel gebonden dient te zijn aan de overeenkomst. Het meest bekende voorbeeld is de coronapandemie, waardoor een huurder bijvoorbeeld in moeilijkheden kan komen met betrekking tot voldoening van de overeengekomen huurprijs aan de verhuurder. Een ander voorbeeld vormt de situatie waarin een producent na sluiting van een overeenkomst wordt geconfronteerd met een (extreem) hoge stijging van grondstofprijzen, waardoor nakoming van de overeenkomst tot verlies zal leiden. In deze blog zal ik ingaan op het artikel dat van toepassing is op de kwesties zoals voornoemd, te weten artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).

Algemeen

De hoofdregel met betrekking tot onvoorziene omstandigheden is neergelegd in lid 1 van artikel 6:258 BW. Hierin is bepaald dat de rechter op verlangen van één der partijen de gevolgen van een overeenkomst kan wijzigen, dan wel dat de rechter de overeenkomst geheel of gedeeltelijk kan ontbinden op het moment dat er zich onvoorziene omstandigheden voordoen welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten.

Simpel en kort samengevat gezegd brengt dit artikellid mee dat een partij zich niet (geheel) aan de met een andere partij gesloten overeenkomst dient te houden op het moment dat er zich na het sluiten van de overeenkomst onvoorziene omstandigheden voordoen die van grote omvang zijn. In het vervolg van deze blog zal ik (nader) ingaan op de drie cumulatieve vereisten voor een succesvol beroep op artikel 6:258 BW.

Onvoorziene omstandigheden

Zoals reeds aangegeven, dienen er zich voor een succesvol beroep op artikel 6:258 BW ten eerste onvoorziene omstandigheden voor te doen. Anders dan de benaming kan doen vermoeden, houdt dit vereiste niet in dat er zich onverwachte omstandigheden moeten hebben voorgedaan. Met de term onvoorziene omstandigheden is in dit artikel bedoeld dat het moet gaan om omstandigheden waarover partijen in de overeenkomst niets hebben afgesproken, zodat deze omstandigheden in die zin onvoorzien zijn dat partijen er geen aandacht aan hebben besteed bij het sluiten van de overeenkomst.

Wordt in de overeenkomst afgesproken dat prijsschommelingen en daarmee verhogingen van de prijs van grondstoffen voor rekening komen van de producent, dan kan een zich later voorgedane verhoging wellicht alsnog onverwachts zijn, maar onvoorzien in de zin van artikel 6:258 BW is deze omstandigheid dan niet. In dit geval zal de producent dan ook geen succesvol beroep op artikel 6:258 BW kunnen doen. Dit is anders indien partijen in de overeenkomst niets omtrent deze prijsschommelingen hebben bepaald en deze prijsschommelingen zich vervolgens, al dan niet onverwachts, voordoen.

Wederpartij mag geen instandhouding van de overeenkomst verwachten

In het geval partijen niet voorzien hebben in een omstandigheid die zich na het sluiten van de overeenkomst heeft voorgedaan, en wanneer deze omstandigheid dan ook onvoorzien is in de zin van artikel 6:258 BW, dan is het volgende vereiste dat de omstandigheid van die omvang moet zijn dat de wederpartij niet mag verwachten dat de overeenkomst onder de overeengekomen voorwaarden wordt nagekomen. Dit betekent in het voorbeeld van de producent dat in het geval zich een geringe verhoging van de grondstoffen voordoet, de producent de overeenkomst ‘gewoon’ zal moeten nakomen. Dat de gesloten deal in dit geval voor de producent wellicht minder lucratief wordt, maakt dit niet anders. Het zal daarvoor om een grote wijziging moeten gaan.

Er zal niet snel aan dit vereiste zijn voldaan, wat te maken heeft met het feit dat er in het rechtsstelsel van Nederland in de eerste plaats trouw aan het gegeven woord wordt verwacht. Slechts bij hoge uitzondering zal van deze hoofdregel kunnen worden afgeweken en slechts bij hoge uitzondering zal dan ook met succes een beroep op artikel 6:258 BW kunnen worden gedaan.

Niet voor rekening van degene die zich op de bepaling beroept

Het laatste vereiste waaraan voldaan moet zijn om een succesvol beroep op artikel 6:258 BW te kunnen doen, betreft het vereiste dat de onvoorziene omstandigheid niet voor rekening dient te komen van degene die zich op het artikel beroept. Hierbij zou onder meer gedacht kunnen worden aan de situatie waarin het intreden van de niet in het contract voorziene omstandigheid (mede) is veroorzaakt door eigen gedragingen van de partij die een beroep op artikel 6:258 BW doet.

Advocaat contractenrecht

Zoals u in deze blog heeft kunnen lezen, kan het van belang zijn om in uw overeenkomst bepalingen op te nemen die zien op onvoorziene omstandigheden. Het achterwege laten van dergelijke bepalingen kan ertoe leiden dat u in een later stadium wellicht geconfronteerd wordt met een beroep van uw wederpartij op artikel 6:258 BW. Mocht u vragen hebben omtrent de toepassing en de gevolgen van artikel 6:258 BW voor de uitvoering van een gesloten of nog te sluiten overeenkomst, schroom dan niet om contact op te nemen met één van onze advocaten van de sectie Contractenrecht en Algemene Voorwaarden. Dit kan op telefoonnummer 072 – 511 40 32 of per e-mail: info@ckh-advocaten.nl.

Deze blog is geschreven door mr. P. Thole.

Meer informatie?

Heeft advies of meer informatie nodig over dit onderwerp? Neem dan gerust en vrijblijvend contact op met CKH Advocaten.

Naam(Vereist)

Deze blog is geschreven door

Gerelateerde berichten